DE ALVLEESKLIER
AANDOENINGEN VAN DE ALVLEESKLIER OF PANCREAS
Veel mensen in alle mogelijke leeftijdsgroepen, hebben maag- of andere buikklachten dan wel problemen met de spijsvertering. Soms zijn het duidelijke klachten, die zich met enige regelmaat voordoen. In andere gevallen zijn de klachten van meer vage aard. De oorzaak daarvoor of de betrokkenheid van de alvleesklier daarbij, wordt in heel veel gevallen over het hoofd gezien. Een vrij plausibele verklaring is de grote reservecapaciteit van de alvleesklier. Pas wanneer de alvleesklier het echt dreigt op te geven, treden de in die richting wijzende symptomen duidelijker op de voorgrond. Het afnemen van de functie van de alvleesklier en ook chronische ontstekingen verlopen in de regel sluipend en traag terwijl het orgaan alszodanig ongemerkt, steeds verder achteruit gaat. Dat betrokkenen heel vaak niet op passende wijze worden behandeld of weer naar huis worden gestuurd met de boodschap “We kunnen niets vinden”, helaas veelal met de bijgedachte “dan is er ook niets aan de hand”, is zodoende niet ondenkbaar.
De alvleesklier is een orgaan dat globaal genomen uit twee delen bestaat, de kop en de staart. De kop is verantwoordelijk voor de afscheiding van spijsverteringssappen en de staart is betrokken bij de hormoonhuishouding, in het bijzonder de “suikerstofwisseling” door middel van insuline. De alvleesklier is aangesloten op de 12-vingerige darm, die ligt tussen de maag en de dunne darm. Omdat het om één orgaan gaat, is het niet verwonderlijk dat wanneer de spijsvertering verstoord is, dit ook zijn uitwerking heeft op de hormoonhuishouding en omgekeerd. We vinden bij patiënten met chronische spijsverteringsproblemen met als oorzaak de alvleesklier, op den duur ook aanwijzingen in de richting van diabetes (suikerziekte). Bij diabetes zien we daarentegen gelijktijdig of later spijsverteringsproblemen ontstaan. De spijsverteringssappen van de alvleesklier zijn in het bijzonder betrokken bij de vet- en eiwitstofwisseling. Door het sluipende en trage verloop van een aandoening van de alvleesklier, manifesteren duidelijke stoornissen in de vet- en eiwitstofwisseling zich pas heel laat. Gemiddeld is dan al zo’n 90% van het orgaan buiten werking.
Vroege symptomen die aan een aandoening van de alvleesklier moeten doen denken zijn:
- onduidelijke, vage bovenbuikklachten
- winderigheid en een opgeblazen buik
- hoorbaar “gerommel” in de buik
- een vol gevoel in maag en/of darmen
- stinkende ontlasting en winden
- massieve en “explosieve” stoelgang
- schuimende ontlasting
- ontlasting die in de wc blijft drijven
- vet, koffie en alcohol worden vaak niet goed verdragen
- meer of minder ernstige pijnen in de bovenbuik kunnen zich steeds verder uitbreiden, eerst rondom de navel en later over de gehele buik
- voedselintolerantie en allergieën
De onduidelijke klachten leiden vaak tot een onjuiste conclusie of diagnose. Gevolg daarvan is dat door de mensen zelf voor verkeerde middelen wordt gekozen of dat patiënten een niet adequate therapie wordt voorgeschreven. Aandoeningen van de alvleesklier worden bijvoorbeeld heel vaak toegeschreven aan de maag. Hoewel bij veel mensen de productie van maagzuur is verlaagd, nemen of krijgen deze desondanks in de regel maagzuurremmers. Een groep van middelen, die voorkomt in de “Top vijf” van geneesmiddelen. De fout in het denken is het gevolg van het feit, dat mensen klagen over zuurbranden. Dit zuurbranden is dan niet het gevolg van overtollig maagzuur, maar van de vertraging van de maagfunctie waardoor het voedsel door het betrekkelijk lange verblijf in de maag, verzuurt. De maag gaat vervolgens protesteren en de inmiddels verzuurde maaginhoud komt omhoog. We noemen dat met een mooi woord “reflux”. De schijn kan dus bedriegen en de behandeling met zuurremmers lijkt de juiste te zijn, maar het tegenovergestelde is hier geval. In tegenstelling tot de maag namelijk, is het milieu en de vertering in de 12-vingerige darm afhankelijk van een basisch milieu. Dit basische milieu wordt voor een heel belangrijk deel veroorzaakt onder invloed van de maag op het moment dat maagzuur wordt geproduceerd. Wanneer de productie van maagzuur terugloopt, zal zodoende ook het milieu in de 12-vingerige darm verslechteren, dat wil zeggen zuurder worden. Gelijktijdig met de achteruitgang van de maagfunctie zien we dus een teruggang in de functie van de 12-vingerige darm. Gaan we nu ook nog eens het maagzuur verder afremmen, dan zal de totale spijsvertering in een neergaande spiraal worden gebracht met alle gevolgen van dien.
Wordt de verminderde aanmaak van maagzuur een enkele keer wél onderkend, dan is het niet uitgesloten dat als remedie daartegen een vervangend “zuur” wordt gegeven. Hoewel minder schadelijk dan zuurremmers, is dit al evenmin een oplossing. De maag zal dan mogelijk sneller en beter verteren, maar het probleem wordt doorgeschoven. We hebben namelijk gezien, dat de 12-vingerige darm in belangrijke mate afhankelijk is van de productie(!) van maagzuur en die wordt niét gestimuleerd door suppletie van zuren. Om de spijsvertering weer op gang te helpen is nodig, dat het milieu in de darmen wordt ondersteund door basische voeding en supplementen en dat de maagfunctie wordt gestimuleerd door bitterstoffen zoals die voorkomen in voeding en voedingssupplementen. Deze bitterstoffen hebben ook een positieve invloed op de functie van de alvleesklier.
Los van de maag, is een verminderde functie van de alvleesklier al voldoende reden om alle mogelijke, niet direct thuis te brengen klachten te veroorzaken. De alvleesklier zal namelijk minder spijsverteringsenzymen aanmaken en bovendien te weinig van het basische natriumbicarbonaat waardoor het milieu te zuur wordt. In het te “zure” milieu werken de enzymen niet voldoende en zodoende zal de vertering van de voeding onvolledig zijn. Er is sprake van een vicieuze cirkel. De suppletie van enzymen kan tijdelijk een oplossing zijn wanneer de problemen ernstiger vormen aannemen. Er moet wel voor worden gewaakt, dat de alvleesklier daardoor op den duur niet alleen maar steeds “luier” wordt. Verder kunnen deze extra toegevoerde enzymen natuurlijk evenmin goed werken wanneer het milieu in de darmen niet goed is; er is een bredere aanpak vereist. In de darmen kunnen door de slechte vertering, de onvoldoende afgebroken en daardoor te grote “brokken” voedingsstoffen niet aan het bloed worden afgegeven. Deze onbruikbare voedselresten komen verder in de darmen en kunnen daar voor problemen zorgen. Ze vormen een uitstekende voedingsbodem voor zich in de darm bevindende pathologische ziektekiemen en schimmels waardoor het milieu in de rest van de darmen mede eronder gaat lijden. De natuurlijke darmflora wordt een pathologische. We zien op dat moment een toename van de klachten, die in de meeste gevallen worden toegeschreven aan de darmen. De ongezonde leefstijl en voeding dragen uiteraard ook hun steentje daartoe bij. We beschouwen dat in dit geval als bekend en laten een uitvoerige bespreking daarom achterwege. Van belang is wel te vermelden, dat een overmatig gebruik van alcoholische dranken een negatieve invloed heeft op de alvleesklier. Van de lever is dat algemeen bekend, maar van de alvleesklier minder terwijl de impact waarschijnlijk groter is. Wanneer klachten zich gaan concentreren in de darmen, lijkt het logisch, dat dan op de darmen gerichte maatregelen worden getroffen.
Omdat het hier besproken probleem veelvuldig voorkomt, springt de industrie graag in het, overwegend door onze welvaart, geslagen gat. De verkoop van maagzuurremmers, één van de oorzaken van een toename van de problematiek, gaat ondertussen onverminderd door. Andere veel gevraagde middelen zijn op dit moment de zogenoemde goede “bacteriestammen” in alle mogelijke vormen en maten. Duidelijk dient te zijn, dat voor dit soort maatregelen een goede voedingsbodem van belang is om te voorkomen, dat er “oorlog” ontstaat in de darmen tussen de daar aanwezige en de extra toegevoerde bacteriestammen. Door de verkoop van dergelijke middelen, is zelfs de supermarkt verlengstuk geworden van onze georganiseerde en vermeende “volksgezondheid”. Onlangs nog, hoorde ik op de radio mensen beweren, dat een gezonde leefstijl bestaat uit het innemen van bijvoorbeeld extra vitamines en producten met darmbacteriën en dergelijke. Men was blij, aldus deze mensen, dat de gezonde leefstijl binnen afzienbare tijd nog zou kunnen worden verrijkt met een chemisch bereide pil, die onder meer hoge bloeddruk en een te hoog cholesterol zouden moeten voorkomen. Het nieuwe, op de koop toe, bijkomende verschijnsel van “bijwerkingen bij voorbaat”, bleef onbesproken. Leefstijl en voeding bleven in de bedoelde radio-uitzending geheel buiten beschouwing.
Bij onduidelijke buikklachten, problemen met de spijsvertering of stofwisseling, is het op de eerste plaats van belang om door gedegen onderzoek na te gaan wat de oorzaak kan zijn. Daarbij mag de alvleesklier nooit uit het oog worden verloren. Naast een goede anamnese zijn er voldoende betrouwbare, reguliere en complementaire methoden om aandoeningen van de alvleesklier te diagnosticeren.
Zijn er klachten zoals hiervoor omschreven, dan is het goed te beseffen, dat vrijwel altijd het milieu in maag en darmen kan worden verbeterd. Een slecht milieu in de darmen betekent steeds een slechte voedingsbodem voor de goede bacteriestammen en een overheersen van verkeerde soorten bacteriën en schimmels. Een beter milieu in maag en darmen, waarvan onder meer ook de alvleesklier zal profiteren, kan door middel van de navolgende maatregelen worden bevorderd.
- Het dagelijks gebruik van zure (rechtsdraaiende!) melkproducten zoals Biogarde en Boerenkarnemelk. Deze producten moeten altijd vóór of tussen de maaltijden worden gegeten en zonder suiker, honing of vruchten.
- Het gebruik van andere producten met rechtsdraaiende melkzuren zoals rauwe zuurkool(sap) en andere met rechtsdraaiende melkzuren verrijkte groentesappen.
- Rauwkost van biologische groenten, vóórafgaand aan de maaltijd(en) of tussendoor. De rauwkost bereiden met een biologische, koud geperste olie en appel- of wijnazijn.
- Een overschot aan basische producten zoals groenten, en aardappelen ten opzichte van verzurende eiwitten, suikerhoudende producten en dierlijke vetten.
- Beperking van het gebruik van erg zoete fruitsoorten in het bijzonder bij verdenking van schimmels. Fruit altijd vóór of tussen de maaltijden in verband met gisting.
- Eventueel extra basische voedingssupplementen. Deze middelen in principe vóór de maaltijd innemen.
- Bitterstoffen zoals hiervoor bedoeld. Deze hebben een positieve uitwerking op alle spijsverteringsorganen.